Depressie komt met gedachten. Over de toekomst, het verleden, daarna over het heden. Malen als een molensteen, cirkelen als een wenteltrap. Een wenteltrap in de toren van een oud versleten slot waarin je je schuilt houdt. Je weet niet waarom, maar de torentrap moet beklommen worden. Elke ochtend weer, de slotkelder uit.
Tree voor gladde tree omhoog, op de tast in het donker, steun zoekend bij de koude klamme torenmuur, loop je in cirkels omhoog, elke cirkel de gedachte herhalend. Je lijf protesteert, de dwang is omhoog. Een kier in de muur verschijnt bij elk moment van opgeven, en geeft slim een glimp van een uitweg, daarboven. Gelokt ga je verder, stap voor stap.
Je wordt wakker in de kelder, met een stenen hoofd. Je weet niet hoe, maar volgens je horloge is het opnieuw ochtend. Hoe ben je hier teruggekomen? Ben je bovengekomen? Was er een uitweg? Of was de hoogte daarvoor niet geschikt? Ben je überhaupt wel boven geweest?
Je weet het niet, maar de drang is ook vandaag omhoog, een nieuwe gedachte ligt voor het grijpen.
1 reactie
Bijzonder treffend omschreven…