Esperanza (29) werkt sinds een aantal jaar als sociotherapeut in GGZ-instellingen in de regio Breda. Na haar studie Pedagogiek belandde ze in eerste instantie in de Jeugdzorg. Hier werkte ze met kinderen met gedragsstoornissen, zoals hechtingsproblematiek, autisme en ADHD. Toen ze na twee jaar haar draai nog niet had gevonden, ging ze bij Yulius werken.
Kleuters
“De eerste groep waar ik bij Yulius mee heb gewerkt waren de kleuters”, vertelt ze, “een pittige uitdaging. Omdat kleuters weinig remmingen hebben en hun emoties nog moeten leren herkennen. Voelen ze zich bang, boos, blij, verdrietig? Dat is voor ‘gewone’ kleuters al een lastige fase, maar met een gedragsstoornis is het dubbel moeilijk”. Achteraf gezien was dit meteen ook de leukste groep waar Esperanza mee heeft gewerkt. “Op die leeftijd kun je nog van alles met ze. Je kunt ze leren zich te hechten, ze kunnen opgelopen trauma’s verwerken”.
1 jaar
De kinderen worden maximaal 1 jaar behandeld. Daarna moeten ze terug naar hun eigen gezin, of worden ze geplaatst in een pleeggezin. Voor kinderen die daar nog niet aan toe zijn, wordt gezocht naar een andere woonvorm, zoals een woongroep. Dat de behandeling maar één jaar mag duren komt door de bezuinigingen. “Dat is helemaal niet goed voor die kinderen. Hoe moet je nou leren je veilig aan mensen te hechten als je steeds weer ergens anders terechtkomt, bij nieuwe mensen, in een nieuwe situatie? Ze hebben juist baat bij stabiliteit.”
Agressie
De lastigste groep om mee te werken is de groep met agressie. “Dat is voor een sociotherapeut heel moeilijk. Omdat er steeds een dreigende spanning hangt, je weet dat iemand agressief kan worden. Zolang dat niet gebeurt, zit je er eigenlijk op te wachten”. Verder vindt ze het vooral afhangen van de klik, die je met iemand hebt. Met de één heeft ze helemaal niks, terwijl er met de andere patiënt juist echt een band kan ontstaan.
Van het padje
Ze vindt het mooi om te zien hoe mensen opknappen van hun behandeling. “Mensen komen bijvoorbeeld psychotisch binnen op de crisisafdeling. Dan zijn ze behoorlijk van het padje en horen ze bijvoorbeeld stemmen. Na een paar dagen zijn ze vaak al een stuk opgeknapt en zie je ze opbloeien. De medicatie doet zijn werk en je kunt gewoon grapjes met ze maken. Dan heb je wel het gevoel dat je het ergens voor doet”.
Toekomst
Als ze nu zou mogen kiezen met wat voor patiënten ze zou mogen werken, zouden het de zogenaamde ‘internaliseerders’ zijn. “Bij internaliserende mensen is de uitdaging groter, omdat hun leefwereld zich vooral van binnen afspeelt. Die mensen zijn moeilijker dan mensen die alles eruit gooien”. Het liefst zou Esperanza ook ambulant werken, dat wil zeggen dat je bij mensen thuiskomt. “Dan lijkt het meer op coachen en ga je meer uit van de zelfredzaamheid van mensen. Je zorgt dan dat mensen stabiel blijven. Ze hebben ook meer eigen verantwoordelijkheid”.
Crisis
Van de crisis merkt ze vooral dat het heel moeilijk is om een baan te krijgen. Er wordt veel gewerkt met flex-contracten en uitzendkrachten. “Je ziet ook dat de kwaliteit van de behandeling achteruit gaat. Minder personeel moet meer doen in kortere tijd. Dat zorgt voor een minder goede behandeling van de patiënten en voor een hogere werkdruk bij het personeel. En dat leidt dan weer tot ziekteverzuim en dus minder continuïteit voor de patiënten. De overheid heeft aangegeven ook in 2014 te gaan bezuinigen op de zorg, dus veel verbetering zal er niet komen vóór 2015”.
1 reactie
Goed geschreven artikel. Heel herkenbaar.