De woorden als en dan worden vaak verkeerd gebruikt. Bij een vergelijking gebruik je dan (dit is groter dan dat). In een zin waarin je twee dingen met elkaar vergelijkt, kun je wel het woord als gebruiken, wanneer je maar niet de vergrotende trap (groter) noemt. Bijvoorbeeld wanneer je zegt dat de ene auto net zo ruim is als de andere. Doordat we het woord als, ook kennen in de betekenis van wanneer, kan het zelfs voorkomen dat in een zin waarin een vergrotende trap wordt gevolgd door het woord als, niet fout is. Kramp komt vaker voor als het water koud is, is een goede zin omdat het hier, ondanks de vergrotende trap (vaker) niet om een vergelijking gaat, maar als wordt gebruikt in plaats van wanneer.
Uit angst om als en dan door elkaar te halen, kiezen mensen soms het woord dan, terwijl als correct is. Het was niet zo’n heldhaftige daad dan je mag verwachten, hoorde ik zeggen. Twijfel je tussen als en dan, denk dan aan een simpele zin zoals het was niet zo’n groot huis als ik had gedacht. Gebruik je in dit geval het woord dan, dan hoor je meteen dat dat fout is.
Opschrikken is een sterk werkwoord (schrok op, opgeschrokken). Opschrikken betekent hier schrik krijgen. Je schrikt zelf. Opschrikken kan ook betekenen doen schrikken. Dan laat je iemand schrikken, maar je schrikt zelf niet. In deze betekenis is de onvoltooid verleden tijd schrikte op, en het voltooid deelwoord is opgeschrikt. Schrikte en opgeschrikt klinken fout, maar de bewoners werden opgeschrikt door het hevige noodweer, klinkt niet onbekend. Toch hoorde ik onlangs een journalist zeggen dat hij werd opgeschrokken door een bericht dat hij kreeg. Hij werd opgeschrikt, en daarna was hij geschrokken. Bent u daar nog? Geen wonder dat buitenlanders Nederlands een moeilijke taal vinden.
Uw eigen taalbeslommeringen blijven welkom bij redactie@denkraam.info
Mariëtte Storm