Hysterische reacties van hulpverleners binnen de GGZ met name, krijg je al (heel) snel als je het waagt te bemoeien met het werk van die hulpverlener die hij of zij verricht bij een patiënt, en dat kan jij zelf zijn maar ook heel goed iemand anders. Het is namelijk heel goed mogelijk dat jij op merkt aan een ander, die je min of meer geregeld ziet, dat het met die persoon matig of zelfs slecht gaat, terwijl naar jouw mening een andere of betere behandeling tot de mogelijkheden behoort, opdat deze persoon beter of zelfs optimaal kan functioneren. Natuurlijk kan dat alleen maar als jij zelf ook de nodige kennis bezit van deze zaken, en dat jij jouw bemoeienis gefundeerd kan brengen! Daar hoef je echt zelf geen psychiater of dergelijke voor te zijn. Wat van belang is naast een zekere basiskennis, is een portie gezond verstand en analytisch vermogen, en natuurlijk ook een zekere mate van betrokkenheid. Maar zodra je daartoe enige actie onderneemt, word er doorgaans hysterisch door de hulpverleners gereageerd; als of je hun baan zou willen inpikken! Deze hysterie lijkt een paniekreactie waarbij het lijkt of ze bang zijn om hun monopolie op het behandelen kwijt te raken. Enige bereidheid om inhoudelijk in te gaan op hetgeen je aanbrengt, is in hoge mate afwezig.
Vaak is het bemoeien met je eigen behandeling al een zeer ongewenst onderwerp (al mag je je daar nooit van af laten brengen!) een zeer groot probleem, ja zelfs een halszaak, wanneer je je met nobele motieven wenst te bemoeien met de behandeling van een ander, waarvan jij ziet dat het niet geweldig gaat, terwijl jij ideeën heb, hoe deze situatie te verbeteren! In een dergelijke zaak lijkt het wel of het om de behandeling gaat van een ‘lijfeigene’ werkelijk absurd soms! En ik vraag me af of dit geinitialiseerd word door de wens om eigen falen of tekortkomen te maskeren? Competentie kwesties spelen vaak een rol, en daar pas jij als leek niet in, hoezeer jij het zelf heel goed kan hebben. Maar binnen deze discussie behoord in eerste instantie het belang van de (lijdende) patiënt centraal te staan en daar dient misplaatste trots van de beroepsgroep voor te wijken.
Deze hele situatie geldt overigens ook voor de somatische geneeskunst! Zeker de beroepsmatige hulpverlener heeft gestudeerd voor het vak dat zij uitoefenen, en je mag natuurlijk wel het nodige van ze verwachten, maar zij zijn ook niet feilloos en maken eveneens fouten; de een meer dan de ander, en hebben heel vaak een bijna onvermijdelijke oogkleppen visie, waardoor zij in een beperkt aantal richtingen kunnen kijken, waar zij dan veel van af weten, terwijl de essentie van de problematiek van de patiënt wel eens buiten dit gebied zou kunnen liggen. En van daar uit bekeken kunnen de observaties van zogenaamde derden, en eventueel ervaringsdeskundigen een waardevolle additie zijn, waardoor de patiënt mogelijk een iets andere behandeling kan krijgen, waardoor het persoonlijk functioneren vooruit gaat. De beroeps groep zou moeten beseffen dat bemoeienis van derden voor hen geen bedreiging hoeft te zijn maar een potentieel waardevolle toevoeging. Introspectie door deze beroepsgroep zou een goed idee zijn; zij dienen van hun voetstuk af te komen en te beseffen dat zij ook hun beperkingen hebben.
De houding die we nu nog vaak zien, is niet meer van deze tijd! Dit zal historisch zo gegroeid zijn, en komt uit een tijd dat het algemeen gemiddeld opleidingsniveau aanmerkelijk lager was als in deze tijd. In deze ‘oude’ tijd was het dus vrijwel niet mogelijk om met een psychiater of psycholoog mee te denken, laat staan suggesties te geven voor een verbeterde behandeling. Ook stonden zij in die tijd, hoog boven het ‘gepeupel’ verheven. Veel mensen nemen genoegen met een bereikte eindsituatie die nog veel beperkingen geeft, en vaak geld het zelfde voor de desbetreffende hulpverlener. Dat is meer dan een gemiste kans! Als patiënt moet je je daar niet zo snel bij neerleggen en dat geld natuurlijk ook voor de hulpverlener. Als deze geen mogelijkheden meer ziet voor een verdere verbetering van zijn of haar patiënt, dan is doorverwijzing naar een collega een goede optie, daar een andere hulpverlener er vers en vanuit de eigen visie tegenaan kan kijken en zo vanuit andere uitgangspunten een andere behandeling kan inzetten, met mogelijk beter resultaat. Ik heb sterk het idee, dat doorverwijzing naar een collega onnodig als een nederlaag word gezien, en daarom redelijk taboe is. Maar het is geen nederlaag of evident falen van die hulpverlener; iedereen heeft zijn of haar specifieke kwaliteiten en ook beperkingen. Het is jammer dat veel mensen die onder behandeling zijn van de GGZ heel vaak niet zelf ook mee denken, en een houding hebben van: dat zijn de deskundigen en die weten het wel… en dat vaak terwijl een onbevredigende eindsituatie is bereikt, en er mogelijk meer winst te behalen is; dus een beter peil van leven mogelijk is.
Zeker, de professionele hulpverleners leveren vaak wel degelijk goed werk, maar ook bij hen gaan natuurlijk ook wel dingen mis, en helaas zijn er bij de hulpverleners, net zoals in elke sector, ook rotte appels, hetgeen ik zelf ook heb ervaren. Het is –mede daarom- van groot belang dat de beroepsgroep ook op regelmatige basis verantwoordelijkheid aflegt, en dan niet alleen naar de inspecteur van de volksgezondheid toe, maar ook aan de patiënt en de betrokkenen. Naar mijn mening (en ervaring) zijn de psychiaters en psychologen nochtans te autonoom bezig, en kunnen zij veel en veel te vrij doen en laten naar eigen believen. Van oudsher, heeft deze beroepsgroep altijd veel macht en autonomie genoten, en met de erfenis hiervan zitten wij als patiënten nog steeds. Vandaar ook waarschijnlijk die overspannen, paniekachtige reacties, als jij je met de zaken, al ware het slechts zijdelings, waagt te bemoeien.
Toch zullen de professionele hulpverleners er aan moeten wennen dat zij niet meer het exclusieve alleenrecht over een behandeling zullen hebben, dat derden kritisch de behandeling zullen volgen en dat zij verantwoording schuldig zullen zijn ten opzichte van hun collega’s, die ook een oogje in het zeil zullen houden, en dit onder het mom van twee weten meer dan een. Deze onvermijdelijke ontwikkeling is waarschijnlijk moeilijker voor de oudere beroeps kracht; de jongere psychiater of psycholoog komt uit deze tijd en zal zonder twijfel hier (veel) meer in meegaan. Het is een onvermijdelijke maatschappelijke ontwikkeling, waarbij de beroepsgroep in de psychiatrie in mee zal moeten gaan: het is (mee) evolueren of creperen. De mondigheid van patiënten en betrokkenen is natuurlijk onvergelijkbaar net de mondigheid uit het donkere verleden, waar de psychiater volledig autonoom kon beschikken over het, toen vaak ellendige leven van de lijdende patiënt.
Nieuwe verhoudingen in bestaande machtsstructuren moeten doorgaans bevochten worden en dat is in deze zaak zeker niet anders! Er is immers altijd een soort natuurlijke weerstand tegen veranderingen. (ingebouwd conservatisme) Maar veranderingen, zeker vooruit gang, kunnen niet worden tegen gegaan, hooguit vertraagd. Veranderingen zijn een normaal verschijnsel, ook binnen de psychiatrie, en is een natuurlijk proces van vooruitgang. Kennis en medezeggenschap zijn van groot belang om het redelijk grote aantal gevallen van te geringe kwaliteit van leven, op positieve wijze te veranderen. En deze gevallen ken ik (of heb ik gekend) behoorlijk wat mensen die met een te laag niveau van kwaliteit van leven genoegen hebben genomen. Meestal nodeloos, en dat is, to say the least, zonde!