Marokkaanse ouders merken het minder vaak op dan Nederlandse ouders als hun minderjarige kinderen piekeren. Het is van de oorzaken waarom Marokkaanse-Nederlandse jongeren matig vertegenwoordigd zijn in de geestelijke gezondheidszorg.
Dit wordt duidelijk uit een onderzoek van sociale wetenschapper Esmee Verhulp, die binnenkort zal afstuderen aan de Universiteit Utrecht. ¨Als ouders emotionele problemen niet opmerken, is er voor hen ook geen reden hulp te zoeken bijvoorbeeld bij een psychiater. Daarnaast willen Marokkaanse en Turkse vaders en moeders liever dan Nederlandse ouders de problemen op een passieve manier oplossen: je moet er niet aan denken, dan gaat het wel over¨.
Het aandeel Turkse en Marokkaanse jongeren tussen de 13 en 18 jaar in de geestelijke gezondheidszorg is ongeveer de helft wat je mag verwachten, constateerde de Gezondheidsraad al twee jaar geleden. In de forensische psychiatrie, waar strafrechtelijk veroordeelden terechtkomen, zijn Marokkaanse en Antilliaanse jongeren juist rijkelijk vertegenwoordigd.
Ongeveer vijf procent van alle tieners in ons land heeft last van emotionele problemen dat deze hun leven ontregelen. Juist het vroegtijdig signaleren van problemen is volgens de Gezondheidsraad van belang om te verhinderen dat deze zich tot een stoornis ontwikkelen. Deze jongeren- meer meisjes dan jongens-voelen zich depressief of angstig en zijn in zichzelf gekeerd. Hun gevecht is minder zichtbaar dan die van jongeren met gedragsproblemen, die bijvoorbeeld gewelddadig kunnen zijn.
Ook Surinaamse en Turkse ouders zien minder vaak dan de Nederlandse ouders dat hun kind last heeft van emotionele problemen, concludeert de onderzoekster. Jongeren met een Turkse of Surinaamse achtergrond krijgen daarom minder deskundige begeleiding dan Nederlandse minderjarigen. Maar de Marokkaanse ouders merken het minst vaak de problemen op.
Verhulp: ¨Wellicht kennen veel Marokkaanse ouders de westerse psychologische concepten niet en ligt de drempel voor hen hoger om dit gedrag als niet normaal te beschouwen; dit geldt in mindere mate ook voor Turkse ouders. Bovendien blijkt dat sommige Marokkaanse en Turkse ouders bang zijn om gebruik te maken van de geestelijke gezondheidszorg¨.
In het onderzoek verklaren Marokkaanse scholieren minder steun te ontvangen van hun onderwijzers dan hun Nederlandse leeftijdsgenoten. Leraren melden dat ze meer meningsverschillen hebben met Marokkaanse leerlingen dan met Nederlandse scholieren. Verhulp: ¨Er zijn duidelijke barrieres, de toegang tot de zorg moet voor deze jongeren worden verbeterd¨.
De jeugd-GGZ is zich bewust van het probleem, zegt directeur Van Rooij van GGZ Nederland. ¨Dit onderzoek maakt ons duidelijk dat allochtone minderjarigen extra aandacht moeten krijgen en dat we ons ook moeten richten op hun ouders¨. In veel grote Nederlandse steden tracht de jeugd-GGZ volgens de brancheorganisatie al meer allochtonen te bereiken, door zich bijvoorbeeld actief te laten zien in wijken waar veel allochtonen wonen.
Bron: De Volkskrant, dinsdag 6 mei 2014