Monoloog

Philip zit in de patio van de gesloten afdeling aan Capelle aan den IJssel. Hij zit daar de hele dag te roken en te zeuren. Op dezelfde afdeling zitten ook vier andere jonge mannen en een vrouw die daar behandeling krijgen. Het is ongeveer kwart over zes in de avond en de patiënten hebben net de avondmaaltijd gehad. Nadat zij hun borden hebben leeggegeten, gaan de rokers onder hen direct de patio in om een shagje te roken. Alleen hier in de patio mag gerookt worden maar sommigen doen dat ook, stiekem, in hun kamer. Ondanks toezicht daarop door personeel.

De verpleegkundige komt medicijnen aan patiënten uitdelen. Philip, die net als sommige anderen weigert medicijnen in te nemen, wordt boos. De verpleegkundige komt bij hem met een beker vol water en medicijn en zij verzoekt hem: “Philip, hier is je medicijn.“ Philip draait zich om en negeert de verpleegkundige. “Luister Philip!” zegt de verpleegkundige tegen hem “Je zit hier niet voor je zweetvoeten. Je hebt medicijnen nodig om op te knappen.“ Philip reageert boos en hij zegt: “Ik heet, godverdomme, geen Philip. Ik ben Louis, de ambassadeur van Jamaica. Ik wil dadelijk mijn advocaat spreken en hier weg. Ik wil mijn sleutels terug krijgen zodat ik mijn kasteel in kan.“

Philip blijft doorzeuren terwijl de andere patiënten die ook van het patio gebruikmaken, al lang genoeg hebben van zijn gezeur. Philip gaat door: “Ik ben gek,zeggen ze. Gek verklaard. Op de dag dat ik ambassadeur werd, pakte de politie mij op en dumpte mij in de isoleer van het gekkenhuis. Alsof dat niet genoeg was, geven ze mij injecties en spuiten ze mij plat. Wat moet ik dan doen? Ik kan geen kant meer op. Mijn advocaat mag ik niet eens zien. Ik zei tegen hen: ‘Ik wil door mijn arts behandeld worden.’ Maar ze sluiten mij op in een gekkenhuis net of ik gek ben.“

Philip neemt snel een trekje van zijn sigaar, hij blaast de rook uit zijn mond en hij zegt: “Mijn bedrijf dat ambulances en politieauto’s produceert, moet noodgedwongen failliet verklaard worden. Omdat ze mij hier opsluiten kan ik mijn werk niet eens doen. Daardoor ben ik miljoenen euro’s armer. Mijn cd kan ik niet eens uitbrengen omdat ze mijn studio ontruimd hebben. Dat komt allemaal door de psychiater, die mij hier wil hebben. En ze noemen mij Philip, godverdomme, ik ben gewoon Louis, de ambassadeur van Jamaica. De eigenaar van onroerend goed in de Verenigde Staten en in de Emiraten.

Ik snap niet waarom ze mij hier opsluiten. Ik ben er faliekant op tegen om hier opgesloten te blijven. Ik moet verder werken aan mijn projecten in Jamaica. Nou, ik vind dat het genoeg is geweest. Ik moet hier weg. Ik eis vrijlating. Die RM, die zogenaamde rechtelijke machtiging, moet afgelopen zijn. Ik moet mijn advocaat bellen. Goh, ik heb zijn nummer niet meer. Ze hebben ook mijn mobiel en mijn agenda van me afgepakt”. “Wat ik nog het ergst vind, is dat ze mij ook nog als wilsonbekwaam bestempelen. Daardoor moet ik van de psychiater onder de bescherming van de bewindvoerder staan. Ik vind die man eng. Eng, omdat ik voortdurend voor mijn eigen centen bij hem moet bedelen. Ik moet het doen met wat hij noemt leefgeld. Het bedrag is zo laag dat ik niet eens rond kan komen en op alles moet bezuinigen. Om het plaatje compleet te maken heeft de kinderbescherming mijn kind uit huis geplaatst en de voogdij over mijn eigen kind van me afgepakt.“

Permanente koppeling naar dit artikel: https://denk-raam.nl/monoloog/

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.